Blogs & artikelen
Dichtbij: kerstpreek 2023
Een beetje mosterd na de maaltijd natuurlijk. Althans, zo voelt dat voor mij. Heb ik geen enkele moeite een paaspreek op deze site te delen, omdat ik denk dat we het hele jaar door uit Pasen mogen en moeten leven – ik heb toch ergens het idee dat Kerst vooral thuis hoort in de kerstweek en daar moet blijven. Onzin natuurlijk, omdat als er al een verhaal is, dat een programma uitschrijft voor het hele jaar, dat het kerstverhaal is. Dus publiceer ik hier toch maar deze kerstpreek. Over Kerst preken is notoir moeilijk. Iedereen kent het verhaal, iedereen weet wat er komt en iedereen wil toch iets nieuws horen dat zijn of haar hart raakt. Maar hoe kun je nu een oud verhaal nieuw maken? Ik heb lang gedacht dat dit niet echt tot de mogelijkheden behoorde. Ten onrechte. Dit oude en bekende kerstverhaal is zo sterk dat het elk moment weer inspireren kan! Indien al ergens, dan geldt het mijns inziens zeker voor preken op Kerst, dat je moet preken uit twee teksten. Dicht bij de tekst van het kerstverhaal blijven en ook dicht bij de context, het leven, van je gehoor. Zoals geldt voor elke preek, het is pas gelukt als Bijbeltekst en context elkaar ontmoeten en innig kunnen omhelzen. Ik heb het ook dit jaar weer geprobeerd…
Klik hier voor het verhaal.
Feesten in deze wereld
Preken is een hele kunst. Tenminste zo spreken dat je harten opent en weet te raken.
Preken op en rond christelijke feestdagen is zo mogelijk nog moeilijker. Hoe kun je op de toonhoogte van het feestelijke komen, zonder dat het goedkoop gaat klinken en zonder dat je de indruk wekt dat je de afgelopen tijd onder een steen hebt gelegen?
Nee, je wilt zo spreken dat het feest midden in onze tijd landt, blijft staan en hier en nu gevierd kan worden, ook en juist in het aangezicht van kwaad dat tegen de hemel tiert en op aarde het leven vergalt.
Op de tweede adventszondag probeerde ik het leven te vieren.
Preken als praktisch feesten en zingen,
de afkondiging en uitleg voorbij,
meer als het uitroepen in de duisternis
van het licht.
Klik hier voor het verhaal.
PS: uiteraard zijn de noten onderaan de tekst extra achtergrondinformatie dat in het verhaal (soms) onbesproken blijft.
Gaza en Jezus
Inmiddels weet ik uit de Volkskrant waarom Egypte dat niet doet. Onder andere omdat het land niet wil meewerken aan een tweede ‘Nakba’ (catastrofe). De eerste ‘Nakba’ was bij de stichting van de staat Israël in 1948, toen honderdduizenden Palestijnen werden verdreven of op de vlucht sloegen. Daarom blijven de Palestijnen en de landen die hen steunen Palestina claimen als hun rechtmatige eigendom. Maar dat doet Israël ook. Want zij waren al tweeduizend jaar eerder uit het land verdreven. Het land Israël is in hun ogen dus van hen. Zie daar het conflict in een notendop. Twee volken willen allebei in hetzelfde huis wonen en gunnen de ander daar geen plek.
Een paar dagen geleden zag ik op TV een verslaggever die even terug was van de Gazastrook zeggen: “Dit komt nooit meer goed.” Het is niet te hopen dat hij gelijk heeft. Zeker is mijns inziens wel dat geweld (raketten en terreur van de ene kant en bommen en tanks van de andere kant) alleen maar nog meer voedsel geeft aan het allang bestaande wantrouwen en de haat over en weer. Deze oorlog gaat alweer zwanger van de volgende en gaat daarom ook helemaal niets oplossen. Mocht het Israël lukken om Hamas weg te vagen, dan staat er meteen een jonge generatie klaar om een nieuw Hamas uit de as van Gaza te doen herrijzen. En alle ellende begint weer van vooraf aan.
Wat te doen? Ik weet het oprecht niet. Ook al niet omdat ik niet de wijsheid in pacht heb. Ik kan me de verzuchting van die verslaggever zo goed voorstellen. Wat ik wel weet en kan verwoorden, heb ik OpZondag in Hart van Osdorp gezegd. Want als kerk en wereldbewoners kunnen we natuurlijk niet om deze oorlog heen praten. Maar ons praten is ook beperkt. Daarom bidden we des te meer: Heer, ontferm u over ons allemaal!
Klik hier voor het hele verhaal.
PS: uiteraard zijn de noten onderaan de tekst extra achtergrondinformatie die in het verhaal onbesproken bleef.
Evenwaardig present zijn
Nu komt buurtwerk vaak neer op tien dingen uitproberen, waarvan er negen mislukken en er uiteindelijk één veelbelovend overblijft.
Aanwezig zijn in de buurt – dat heet in jargon de presentiebenadering. En Hart van Osdorp is deze benadering meer en meer aan het omarmen. Wat houdt de presentiebenadering onder meer in? Het is aanwezig zijn in de buurt zonder belang en zonder programma. Op zoek naar de kracht van mensen en naar boven halen wat de buurt wil en waar de buurt behoefte aan heeft. Dus, nogmaals, present zijn zonder belang, zonder programma en zonder oordeel en dus ook zonder tijdpad. Wachten dus, aanwezig zijn, geduld, relaties leggen, vertrouwen smeden en – ook belangrijk – zelf ook om hulp vragen. Inclusief en wederkerig, of zoals we het laatst ergens hoorden: ‘evenwaardigheid’ is belangrijk. En dan op het goede moment – maar dat weet je pas achteraf – initiatief nemen, iets doen waar bewoners op in kunnen springen, als deelnemer, bezoeker of als eigenaar.
De binnenbocht bestaat ook: snelle jongens en fancy folders, een projectje doen, een snel succes en door naar de volgende buurt en daarmee weer een buurt verweesd achter je laten. Dat is dus niet de presentiebenadering. Het is eerder een vuurpijl afschieten, korte bewondering oogsten, waarna alles weer even donker wordt als voorheen. Nee, de presentiebenadering staat voor blijven, ook als het moeilijk wordt en ook als er problemen niet oplosbaar zijn. Trouw en betrouwbaar dus en niet verkokerd en ook niet rancuneus en routineus: altijd op zoek naar nieuwe mogelijkheden en zo mogelijk boter bij de vis (niet praten maar doen) en geen knollen voor citroenen (geen mooie praatjes) en als dat allemaal niet kan: blijven en de spanning verduren. Leerlingen van Jezus hebben daar een mooi woord voor: genade.
Voor de kinderschaakclub in Buurthuis 33 bellen we bij de meeste kinderen aan, vlak voordat de club begint. Iemand zei: Die club krijg je, als je niet aanbelt en de kinderen ophaalt, echt wel vol met kinderen, maar dan wel met andere kinderen dan je nu op de club hebt. Present zijn in de buurt betekent ook vaak een extra stap met hart voor de mensen.
Hij gaat u voor
We lazen ergens (Alan Roxburgh, Missional) dat God ons voorgaat de buurt in en dat we hem alleen maar hoeven te volgen en in zijn voetsporen gaan. Vaak zie je dat ook, als je terugkijkt. Toevallige ontmoetingen, die achteraf bezien een geur van hemelse regie bij zich hebben. Andere dingen die ‘zomaar’ bij elkaar komen – maar toeval bestaat niet. En gebeurtenissen die plotseling op hun plek vallen, omdat Iemand blijkbaar het heft in handen nam. Ja, achteraf kun je dat vaak zien, maar heel vaak ook niet.
Maar wat als je de aanwijzingen die je achteraf wel hebt nu eens gebruikt om vooraf te bedenken en te vertrouwen dat God je voorgaat de buurt in…? Zoals de engelen eens tegen de leerlingen van Jezus zeiden: Hij gaat u voor naar Galilea. Met als te leren les: overal waar jij komt, daar is Jezus al geweest. En wat heeft hij daar voor jou klaar gelegd?
Van ijsberen en ijsbergen
Een tijd geleden had iemand in Hart van Osdorp een droom. In dromen kan alles. In deze droom gebeurde het dat ijsberen ons te hulp schoten. In dromen kan nu eenmaal alles. Maar in de echte werkelijkheid? Dromen blijken vaak bedrog. Behalve als ze van God komen. Kijk maar eens in de verhalen van Jozef, de man van moeder Maria, hoe vaak God tot hem spreekt door middel van een droom. In de ijsbeerdroom sprak God ook: er zouden mensen komen die Hart van Osdorp met hun kracht en liefde (ijsbeer – knuffelbeer) zouden bijstaan. Maar dat gebeurt toch niet?
Dus wel. Het laatste half jaar is Hart van Osdorp al met al tien tot vijftien vrijwilligers rijker. Sommigen komen kort, anderen blijven langer, weer anderen zijn niet meer bij ons weg te slaan. Het zijn vrijwilligers, niet uit onze eigen gelederen, maar uit de stad en uit de buurt. Prachtige mensen, echte ijsberen!
Iemand zei: De kerk wordt kleiner, maar Gods nieuwe wereld (het koninkrijk) wordt groter. Er zijn veel mensen die goed willen doen in de buurt. Ook zij volgen de Heer, ook al hebben de meesten daarvan geen idee. De Barmhartige Samaritanen kwamen dit jaar zoals altijd als een verrassing.
Over ijsbergen
En die ijsbergen dan?
Iedereen weet dat van ijsbergen het grootste gedeelte schuil gaat onder water. Zo is het ook met mensen. In het eerste half jaar van 2023 gaan ijsberen de Heer achterna de buurt in. Het was ons voorzegd. En zo gebeurde het ook. Zij gaan de Heer achterna en gaan zo ons als Hart-van-Osdorpers voor. Want iemand vraagt: Waar zijn de Hart-van-Osdorpers dan in dit hele verhaal in de buurt? Antwoord: Ze zijn er wel, maar toegegeven niet zo massaal als de ijsberen.
Hoe dat kan? Misschien wel, omdat onze ijsbergen nog niet genoeg gesmolten zijn. En dat geschreven middenin een klimaatcrisis. Je moet maar durven! Maar ik bedoel hier dat het voor leerlingen (!) van Jezus nog een hele weg kan zijn en vaak is – een traject van afleren en van aanleren, vooroordelen en oordelen afbreken en Gods mensenliefde (Titus 3:4) aanleren – voordat je in de voetstappen van Jezus gaat treden de buurt in, zoals The Message Johannes 1:14 spelt:
“The Word became flesh and blood,
and moved into the neighborhood.
We saw the glory with our own eyes,
the one-of-a-kind glory,
like Father, like Son,
Generous inside and out,
true from start to finish.”
Plaatjes van ijsbergen onder water zien er vaak onheilspellend uit. Zo is er in veel mensenharten en -zielen de jaren door veel onheil gespeld. Het kost tijd om dat alles op te ruimen en die ruimte vervolgens te laten vullen met de mensenliefde van de Geest van God. Het komt aan op passie in ons hart. Maar wat als je hart gevuld is met van alles en nog wat, zodat er voor passie geen ruimte meer over blijft. Want passie heeft nu eenmaal veel ruimte nodig. En als die ruimte er niet is, is er bijgevolg weinig ruimte voor de grote passie van God.
Ook in de familie van Jezus hanteren wij een presentiebenadering. We bidden, wachten, betrouwbaar en trouw, totdat de een na de andere ijsberg smelt: generous inside and out…
Mensenliefde en welwillendheid
Een leerling van Jezus blijft leren. Altijd. Al was het maar om wat je meende te weten nu ook te gaan doen. En als je het nog niet doet, weet je dan wel echt wat je meende te weten?
In een doopdienst stonden we stil bij Titus 3. Paulus schrijft daar over de mensenliefde van God en benadrukt dat deze liefde opkomt uit Gods hart zelf en niet in het minst een reactie is op ons gedrag. Nee, met een toespeling op de doop gezegd: God heeft vieze mensen lief en daarom wil hij ons laten dopen. Ofwel, alle mensen hebben de doop nodig.
Dit soort Bijbelteksten hebben de kracht om ijsbergen te laten smelten. Het zijn inclusieve teksten: God houdt van alle mensen. En alle mensen staan op dezelfde plek. En dopelingen en reeds gedoopte mensen kennen deze plaats. Zij zijn dan weliswaar gewassen, maar weten maar al te goed waar ze vandaan komen. En dat maakt dat ze nooit meer neerkijken op anderen, omdat ze zich hebben laten meenemen in de beweging van Gods mensenliefde.
Vergelijk een tekst als Filippenzen 4:5: Uw vriendelijkheid moet alle mensen bekend zijn. Het woord dat Paulus hier kiest, is met de vertaling ‘vriendelijkheid’ wel aangeraakt, maar meer nog betekent het: welwillendheid, ruimhartigheid, grootmoedigheid. Zoveel als: ik sta aan jouw kant. Ofwel, hier gaat het over een ijsberen-hart.
Dat is in een tijd, waarin alle christelijke taal in de oren van de postmoderne en postchristelijke mensen om ons heen “besmet” is (zo Marianne Thieme in de Ongelooflijke Podcast #142), nog steeds de taal die (bijna) alle mensen verstaan.
Wanneer stap je de buurt binnen? Als je deze taal van Gods ruime welwillendheid hebt leren spreken en verstaan! Met andere woorden, de familie van Jezus mag en kan zich nooit terugtrekken op een knus eiland voor christenen. Dat riekt naar een particuliere sekte van ons-kent-ons en van eigen gelijk. Aan de andere kant gebeurt er niet, waar veel mensen bang voor zijn, dat in de buurt je geloof verwatert. Integendeel! In Filippenzen 4:8-9 roept Paulus na de welwillendheid van vers 5 juist op tot doorleefd en radicaal geloven. Dat gaat voor Paulus dus in een adem samen op, aldus Tom Wright.
Zou Jezus dat bedoeld hebben met zijn verhaal over de zuurdesem (Matteüs 13, vers 33)?
En heet het buurthuis van Hart van Osdorp en van de buurt in Osdorp daarom misschien Buurthuis 33?
Over zijn en doen
Wijd verbreid is het misverstand of in ieder geval de praktijk dat de kerk zich vooral en in ieder geval allereerst moet bemoeien met zichzelf. Want aan onszelf hebben we al onze handen vol en bovendien kunnen we pas naar buiten treden als we eerst binnen onze zaken op orde hebben.
Dit is een noodlottig misverstand, want
- bij geloven hoort eenvoudig Gods buiten-issige mensenliefde (in de zin van: buitengewoon en afwijkend van de norm). Denk aan wat Jezus zei, dat het tweede gebod volgens hem op een lijn staat met het eerste (Matteüs 22:37-40);
- onze zaken binnen komen nooit op orde. Er blijft altijd wat te wensen over, zodat eerst-binnen synoniem wordt met nooit-naar-buiten;
- juist de stap naar buiten maakt dat het binnen op orde komt. Want buiten heb je elkaar des te meer nodig. Dus met buiten krijg je binnen er als bonus bij;
- juist mensen die hun handen vol hebben aan zichzelf en elkaar blijken buitengewoon geschikt om naar buiten te treden. Immers, zij weten als geen ander uit eigen ervaring dat het echte leven draait om relaties en liefde en dat de rest bullshit is.
Hier wordt vaak tegenin gebracht dat geloven iets anders is dan activisme en dat we in de eerste plaats mogen ‘zijn’. Hierbij wordt steevast verwezen naar Matteüs 5:13-16 met als ondertiteling dat Jezus hier zou zeggen dat we al eenvoudigweg het zout van de aarde en het licht in de wereld zijn en dat we dat daarom niet meer hoeven te worden. Met andere woorden, maak je niet druk, wees eenvoudigweg wie je bent. Een aantrekkelijke gedachte, ware het niet dat dit een vreemde lezing en zelfs een noodlottige verdraaiing is van wat Jezus bedoelt. Louter zijn betekent namelijk niets; zout en licht zijn, dat maakt het verschil. Jezus zegt immers niet dat we eenvoudigweg mogen ‘zijn’, hij zegt dat we zout en licht zijn. En zout en licht zijn is heel wat anders dan gewoon maar zijn. Dat blijkt ook uit de indringende waarschuwing die Jezus toevoegt, dat het zout niet smakeloos mag worden omdat het dan waardeloos wordt en het dientengevolge slecht met het zout (lees: de kerk) zal aflopen. En om het allemaal af te maken, Jezus laat over zijn bedoeling geen misverstand bestaan als hij de passage over het licht en het zout samenvattend afsluit met: “Zo moeten ook jullie een licht zijn en schijnen voor alle mensen. Dan zien ze de goede dingen die jullie doen. En dan zullen ze jullie hemelse Vader eren” (Matteüs 5:16). Doen dus, en niet slechts ‘zijn’. Louter zijn betekent niets; zout en licht zijn, dat maakt het verschil.
Pas versloeg een krant een van de belangrijkste conclusies van een onderzoek als volgt: Voor veel mensen is de belangrijkste reden om niet te geloven de liefdeloosheid en het oordelen van gelovigen. Inderdaad, soms lijkt het klimaat in de kerk verdacht veel op het liefdeloze geraas van Twitter. En dan denken we nog een keer terug aan de waarschuwing van Jezus over het smakeloze, of lees hier liefdeloze, zout…
Graaigeloof
Een uitputtend geloof is een ziekteverschijnsel en kent vele oorzaken. Een ervan is leven vanuit schaarste en niet met Gods overvloed. Dit kan leiden tot een voortdurende neiging om jezelf te willen bewijzen, omdat je niet leeft uit Gods buitenissige liefde en niet uit zijn genoeg. Dit laat zien dat je zout en licht bent uit eigen belang en niet uit Gods liefde. En dat maakt een mens hijgerig.
Bij uitstek verraadt dit gedrag een ‘graaigeloof’. Net als bij graaiflatie is bij graaigeloof schaarste of vermeende schaarste de bron. En graaigeloof is het tegendeel van wat Jezus bedoelt, als hij in Handelingen 20:35 zegt: “Je wordt gelukkiger van geven dan van ontvangen.’’ Op Opwekking, de Pinkterconferentie van de gelijknamige stichting, zei iemand: “We zijn vergeten wat het is om te branden met een passie voor iets wat groter is dan wijzelf.”
Passie
Hoe je leeft, wordt beslist in je hart. Hoe staat je hart tegenover God? Als je God bewondert en liefhebt, dan ben je zoutig en ga je als zout leven. Als je hart verlicht wordt door Jezus, dan spiegel je zijn licht en ga je Jezus weerkaatsen.
Bij Jezus komen zijn en doen bij elkaar en liggen zijn en doen in elkaars verlengde. En zelfs dat is nog te dualistisch uitgedrukt. Er is bij hem geen verschil tussen zijn en doen. Wanneer we zijn en doen uit elkaar trekken, mist ons hart passie.
Belangrijk is in dit verband dat passie in de christelijke traditie twee betekenissen heeft. Lijden is ook passie. Als ons hart in brand staat voor God, verschuift het zwaartepunt in ons leven van onszelf naar Jezus, van ons comfort en eigenbelang naar de navolging van Jezus, die kwam om te geven. En hartelijke passie voorkomt dat Jezus zo volgen wettisch wordt, moralistisch of niet meer dan een heilig moeten. Hartelijke passie drukt zich, zoals de Ignatiaanse spiritualiteit dat leert, uit in praktijken van onbaatzuchtigheid, onverschilligheid (innerlijke vrijheid) en beschikbaarheid.
“‘Wie zal ik sturen? Wie kan namens ons gaan?’ Ik antwoordde: ‘Hier ben ik, stuur mij’” (Jesaja 6:8).
Welke modus?
David Fitch schrijft in zijn boek Merkbaar Aanwezig over gevoelens van uitputting en ziet mensen opbranden door passie, te veel verantwoordelijkheidsgevoel en uitputtende zorg voor mensen. Hij benoemt dit fenomeen als leven in de uitputtingsmodus. Dit kan niet goed blijven gaan. Daarom beveelt Fitch de familie van Jezus aan als de plek om op adem te komen en nieuwe energie en inspiratie te ontvangen. Hij onderkent ook het tegendeel van de uitputtingsmodus, en dat is de onderhoudsmodus. Alles wat je doet, doe je met het oog op en in het belang van de groei van de kerk. Iets soortgelijks benoemt Alan Roxburgh in zijn boek Missional, als hij constateert dat veel leerlingen van Jezus bij alles de kerkvraag stellen: Hoe wordt de kerk hier beter van?
Fitch doet gezien dit alles een gouden greep: hij neemt zijn vertrekpunt voor het christelijk leven in de maaltijd van Jezus! Aan de tafel van Jezus komen mensen op adem (contra de uitputtingsmodus) en aan diezelfde tafel leren leerlingen van Jezus van de belangeloze mensenliefde van God en de ruimhartigheid en welwillendheid van Jezus (contra de onderhoudsmodus). De liefde van Jezus maakt dat onze aanwezigheid in de buurt niet om de kerk gaat (onderhoudsmodus) en ook niet om ons (belangeloos). Deze liefde van Jezus wordt aan de tafel van Jezus ook steeds opnieuw gevoed, aangevuld en opgefrist. Daarom brandt de kerk niet op in de buurt (uitputtingsmodus), maar hervindt zij voortdurend haar motivatie en focus in de liefde van Jezus, die de buurt en de kerk beide in hun waarde laat. Omdat het met Jezus aan tafel over de liefde van Jezus gaat en deze liefde zo uitbundig is en niet discrimineert, klotst die liefde vanzelfsprekend over de randen van de kerk heen de buurt in.
Waarbij ik wel aanteken dat de ervaring leert dat het nog niet zo eenvoudig is om elke week de betekenis van brood en beker zo diep en tot in ons hart te laten doordringen. Er is, ware het mogelijk, meer nodig.
OpZondag als wekelijks festival
Dat meer is in Hart van Osdorp bijvoorbeeld OpZondag, in 2023 opnieuw uitgegroeid tot een wekelijks feestje. Dat was het voor corona ook. Maar na corona moesten we dat echt weer opbouwen tot wat het onder de zegen van de Heer nu weer is: een wekelijkse happening.
Dat ontstaat niet zomaar. Het vroeg om relaties smeden, elke zondag lekker eten, een goed verhaal, goede muziek (wel even wennen: met YouTube omdat al onze muzikanten zijn verhuisd) en niet te vergeten een goede kinderclub, en aandacht, respect en gebed aan het begin en aan het eind. Dat wil zeggen: aan het begin (onder het eten) en aan het eind (onder de koffie/thee) gebeurt er heel veel: lachen, huilen, bidden, in een woord: community.
Communities
Remmelt Meijer en anderen schrijven in Herkerken. Praktijkboek dat de kerk is aangelegd op community en dat ook de wereld daar behoefte aan heeft. Tenminste, zo lees ik dat. Maar wat ze ook zeggen is dat veel kringen en groepen in de kerk nooit een community worden omdat ze zich groeperen rondom Bijbelstudie. Nu is met Bijbelstudie niks mis, maar Bijbelstudie alleen maakt zelden een community. Daar is meer voor nodig: een gedeelde missie (de gezamenlijke hartstocht van de groep) in de buurt en een vaste wil om het leven te gaan delen. Met vallen en opstaan, dat wel, maar toch.
Dus weer buiten beginnen en binnen er als bonus bij krijgen. En ja, als je buiten bent, is ook de Bijbelstudie niet saai meer of een theoretische oefening, maar broodnodige ondertiteling en commentaar en correctie op het (samen)leven van de community in en met de buurt.
Nu is dit allemaal niet nieuw, maar het blijft nog steeds urgent en de Remmelts hebben dit pleidooi weer als nieuw en ook overtuigend onder woorden gebracht.
Nu moeten we wel toegeven dat we dit ideaal van communities nog niet vaak in Hart van Osdorp in de praktijk hebben gezien. Dat komt, omdat communities zonder goede leiding niet kunnen bestaan en we de community-leiders en -trekkers ontbeerden en ook omdat een community wel heel dichtbij (op de huid van je ziel) komt. Nee, dan is een iets grotere setting als OpZondag toch veiliger…
Maar we gaan het weer proberen, bij leven en gezondheid in de tweede helft van 2023. Jezus zegt: Volg mij. En dat klinkt ook als een roep uit onze comfortzone. Of om met Herkerken te spreken: “Heb lief. Als Gods liefde je leven verandert, gaat het nooit alleen over jezelf.”
Bouwen aan een cultuur van Jezus
De vorige blogs, reflecties en beschouwingen zijn allemaal samen te vatten in één naam: de naam van Jezus. In Hart van Osdorp bouwen we aan een cultuur van Jezus. We komen uit allerlei culturen uit de hele wereld bij elkaar. Allemaal mensen met hun eigen ijsbergen bovendien. Dat kan en is bij tijden behoorlijk ingewikkeld. We reageren op elkaar volgens onze eigen cultuurpatronen en dan zijn er ook nog de aangeleerde routes en frustraties van onze hoogst persoonlijke ijsberg. Ofwel, iedereen heeft zijn eigen groeven en karrensporen.
Hier is maar één oplossing voor. Dat we als Abraham onze eigen cultuur verlaten en op weg gaan naar Gods nieuwe wereld en onderweg bouwen aan een cultuur van Jezus, ons spiegelen aan hem en ons laven aan zijn woorden en praktijken. Daarom nog een keer, omdat het zo mooi is:
“The Word became flesh and blood,
and moved into the neighborhood.
We saw the glory with our own eyes,
the one-of-a-kind glory,
like Father, like Son,
Generous inside and out,
true from start to finish.”
Verder met Pasen 2023
Op Pasen zeiden we in Hart van Osdorp tegen elkaar dat we eigenlijk elke zondag het paasfeest vieren. In ieder geval zouden we daar goed aandoen.
En dus hebben we dat een paarzondagen uitdrukkelijk gedaan, in gebed, met zingen en ook door middel van mijn toespraken. Pasen is te groot om dat in een zondag af te doen.
Elke zondag Pasen!
Opnieuw publiceer ik hier dus een paar paastoespraken om te laten zien hoe wij het goede nieuws Osdorps proberen te maken en hopelijk ter inspiratie. Overigens zijn we nog niet en wel nooit klaar om het goede nieuws te vertalen in Osdorps idioom.
Klik hier voor Elke zondag Pasen I.
Klik hier voor Elke zondag Pasen II.
PS: uiteraard zijn de noten onderaan de tekst extra achtergrondinformatie die in de preken onbesproken bleef.
Goede Vrijdag en Pasen 2023. Een tweeluik
Op Goede Vrijdag en Pasen hield ik twee preken in Hart van Osdorp als een soort tweeluik.
Overigens hielden we als gezamenlijke kerken van Osdorp op Stille Zaterdag ook een Paaswake met een heuse doopherdenking en vooraf een lichtjestocht door de donkere straten van Osdorp. Prachtig!
Maar even terug naar het tweeluik.
Preken op Goede Vrijdag en Pasen vind ik altijd weer een grote uitdaging. Het feest en de werkelijkheid ervan is veel groter dan zich in de beste preken laat verwoorden! Toch moet er gepreekt worden. Tenminste, dat vind ik wel.
Op Goede Vrijdag had de dienst het karakter van vooral stilte en bezinning. Maar op Pasen vierden we uitbundig feest en kondigden we het leven en het licht van Jezus af in deze wereld. Deze toon probeerde ik in mijn verhalen ook te treffen.
Ik vind het belangrijk dat preken op deze dagen een beetje van het wonder van kruis en opstanding proberen te vatten, en ook de vragen van onze tijd niet uit de weg gaan. Juist die laten immers bij uitstek zien hoe groot en wonderlijk onze christelijke feesten in deze wereld zijn.
De tweede helft van mijn Paasverhaal heb ik overgetypt van een opname. Ik bereid mijn verhalen goed voor, maar preek vervolgens uit mijn hoofd. Dat betekent dat het taalkleed en ook ‘hoe het er uit komt’ op dat moment gebeurt. En preken is ook theater maken. Als je dat dan uittikt, blijft er zonder de timing en intonatie van het gesproken woord een wat platte tekst over. Jammer is dat! Maar het geeft toch een indruk van wat er gaande was.
Waarom ik deze verhalen vooral publiceer is om te laten zien hoe wij in Osdorp het goede nieuws proberen te contextualiseren. En ja, ook dat is een doorgaand proces.
En een feest!
Klik hier voor het verhaal van Goede Vrijdag.
Klik hier voor het Paasverhaal.
PS: uiteraard zijn de noten onderaan de tekst extra achtergrondinformatie die in de preken onbesproken bleef.
De heilige Geest in Openbaring
Het boek Openbaring is vol van God en vol van Jezus Christus, het lam van God. Maar waar is de heilige Geest? Is hij in dit Bijbelboek de grote afwezige?
Bij nader toezien blijkt hij heel aanwezig. Denk aan het refrein dat in alle zeven brieven hetzelfde klinkt: “Wie oren heeft, moet horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt.” Het is dus de heilige Geest, die de hele wereldkerk (zeven kerken) aanspreekt met een complete en relevante boodschap, alles wat ze nodig hebben (zeven brieven). Het is dezelfde Geest die Johannes keer op keer meeneemt de visioenen in. En het is dezelfde Geest die de bruid aanzet en met haar tot Jezus roept: ‘Kom!’. Het blijkt dus dat de heilige Geest namens God tot ons spreekt en ons bezielt om samen met hem tot God te roepen.
Zo is de heilige Geest in Openbaring de grote communicator: hij verzorgt de openbaring en aanspraak van God, zorgt er voor dat Johannes het boek Openbaring te zien krijgt en kan schrijven en is de bezieling van de kerk en zo de bron van haar verlangen en liefde voor Jezus.
Kortom, zonder de heilige Geest geen wederzijds contact tussen God en zijn mensen, geen verlangen en geen liefde. Zonder hem is er geen leven. Hij is in Openbaring Gods verbindingsofficier.
Maar hij is natuurlijk veel meer dan dat. Daarom krijgt hij meteen aan het begin van het boek alle goddelijke eer die hem toekomt. Hij deelt naast en samen met de Vader en Jezus Christus de goddelijke genade en vrede uit. En in die kwaliteit draagt hij een bijzondere naam: de zeven geesten voor Gods troon of de zeven geesten van God, die Johannes in zijn visioen van de hemel als zeven vurige fakkels in Gods troonzaal voor Gods troon ziet staan. Even later zal hij zien dat het lam zeven hoorns en zeven ogen heeft. Hier zijn opnieuw de zeven geesten verbeeld, weet Johannes, want het is de heilige Geest die het lam bezielt en van wie het lam al zijn kracht krijgt. Dat wil zeggen dat Jezus Christus zonder de heilige Geest niets doet. Het betekent ook dat Jezus een volmaakte kracht bezit (zeven horens) en dat hij alles ziet en compleet overzicht heeft over alles (zeven ogen) ofwel hij is overal door de Geest present.
Het blijft voor ons westerlingen wat raadselachtig de heilige Geest vermenigvuldigd te zien in zeven geesten. Maar die vermenigvuldiging treft de kern: het zevental bedoelt te zeggen dat de ene heilige Geest in zijn optreden volmaakt en compleet is en in alles adequaat.
In Openbaring is God, de Vader, koning.
Jezus is het lam, Gods gevolmachtigde, de uitvoerder van Gods koningschap.
En de heilige Geest is degene die Gods leven en kracht in de hemel en over de hele aarde verspreidt.
Interessant, maar wat is nu de zin van deze exercitie?
Wel, wat ik vaak genoeg ervaar: geen Geest, geen leven. Geen Geest, geen geloofsleven in mij; geen Geest, geen levende en bruisende kerk; geen Geest, geen geloof, hoop en liefde. Of om het met Openbaring te zeggen: geen Geest, geen bruid. En ook: geen Geest, dan ook geen lam met zeven hoorns en zeven ogen. Juist door het volmaakte werk van de Geest mogen we alles verwachten van het lam. Hij is bezield door de Geest van God. En diezelfde Geest bezielt ook ons.
Er is volop hoop!
Nog een keer: Openbaring 20
Openbaring 20 bracht mij tot wanhoop. Zo ingewikkeld. Waar lees ik het verkeerd? Want dat zes unieke verzen niet onze toekomstverwachting kunnen dragen, stond voor mij wel vast. Met name in de VS is dit hoofdstuk aanleiding en reden voor allerlei theorieën die als pre- (Jezus komt terug vooraf aan het duizendjarig rijk) en postmillennialisme (Jezus komt terug na het duizendjarig rijk) door het leven gaan. Het standpunt dat de kleine leeswijzer op deze site huldigt wordt gezien als amillennialisme (a- = niet-: er is komt geen duizendjarig rijk).
Maar hoe kun je dit standpunt verdedigen, als er in Openbaring 20 wel degelijk sprake lijkt te zijn van een regering van duizend jaren? Wel, zie de kleine leeswijzer (die op dit punt toch nog behoorlijk uit de kluiten wies).
Het moeilijkste punt is dat Openbaring 20:4 lijkt te spreken van zielen in de hemel, terwijl het meteen daarop volgende vers 5 het lijkt te hebben over mensen die zijn opgestaan. Wat is het nu? Zijn we in de hemel of op aarde? Voor veel mensen slaat de balans toch door naar de aarde omdat Johannes het hier letterlijk heeft over “de eerste opstanding”. En opstaan doe je nu eenmaal op aarde, zo lijkt het. De kleine leeswijzer kan hier toch omheen met een verwijzing naar Ezechiël 37, waar wel zeer plastisch maar ook wel degelijk symbolisch wordt geschreven over de opstanding.
Maar zoals al gezegd in de vorige blog bleef Openbaring lang naklinken in mijn hoofd. En zo kwam het dat een verwijzing van Matteüs (22:31-32) naar het spraakgebruik van Jezus mij besprong:
Dit is wat Hij zei: “Ik ben de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob.”
Hij is geen God van doden, maar van levenden.
Dit is een gedeelte uit een discussie van Jezus met Sadduceeën. Het gaat mij nu niet over deze discussie zelf, maar over hoe de term ‘opstanding van de doden’ kan worden gebruikt. In dit fragment gaat het over Abraham, Isaak en Jacob. Over hen spreekt Jezus in termen van opstanding van de doden. De levende God laat hen immers leven! Waar? Op aarde? Nee, in de hemel. Dit laat opnieuw zien dat de woordkeus van een opstanding onze aandacht niet noodzakelijkerwijs en onmiddellijk naar de aarde hoeft te verplaatsen.
Zeker, dit is nogal technisch allemaal. En je moet ervan houden. Maar ik wilde en wil dichterbij Johannes komen. Het avontuur van Openbaring beleven. Surfen op de golven van de Geest. En letten op de wind… Wie oren heeft, moet horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt.
Het geduld in Openbaring
Een van de dingen die ik zwaar vond was het geduld van God en het geduld dat God van ons vraagt. Het geduld is in Openbaring geen gelatenheid of berusting, maar echt geduld. Het is als het geduld van voetballers die net zo lang de bal rondspelen totdat de tegenstander ergens een gaatje laat vallen waardoorheen een aanval kan slagen. In Openbaring speelt God ook schier eindeloos de bal rond. Telkens denk je als lezer dat de beslissing dan nu wel moet vallen. Maar nee, opnieuw gaat de bal rond. De lengte van de wereldgeschiedenis is ook onderwerp van bespreking in 2 Petrus 3. En ook daar is het geduld van God de reden dat de wereld maar doordraait zoals ze doet.
Wat is dit?
Wel, dit is God. Zo is hij.
Pas kwam bij mij Exodus 34:6 voorbij:
naam HEER uit. De HEER ging voor hem langs en riep uit: ‘De HEER! De HEER!
Een God die liefdevol is en genadig, geduldig, trouw en waarachtig…
En ik dacht: ‘Dat is het dus.’ Dat zie je dus in Openbaring gebeuren. Gods geduld gebeurt. Martelaren sporen hem aan tot spoed. Maar nee, heb geduld, geduld is beter. Dan kunnen des te meer mensen worden gered. God zet dus alles op alles om mensen te redden en de mensheid en het kwaad te ontwarren. Hij slaat er niet op. Dat zou hij kunnen doen. Of nee, dat kan hij niet. Zo is hij niet. Hij regeert op de manier van het lam en niet bij de beesten af als de duivel.
Openbaring als mozaïek
Voor mij was het een eyeopener dat het Bijbelboek Openbaring gelezen wil worden als een symfonie. Het boek biedt ons dus geen feuilleton maar een gelaagd verhaal, waarvan elk hoofdstuk of liever visioen ons een nieuwe blik op de wereldgeschiedenis (of aspecten daarvan) gunt. Met andere woorden, Openbaring werkt als een mozaïek. Alles gebeurtenissen die wij doorheen het boek achter elkaar lezen gebeuren in de werkelijkheid van deze wereld door elkaar heen. Alles gebeurt tegelijkertijd.
Dit inzicht helpt enorm. Openbaring is dus geen map van de wereldgeschiedenis. Het boek presenteert ons geen plattegrond of routekaart van wat er allemaal te gebeuren staat. Nee, het geeft ons grondlijnen, rode draden of trends van wat er allemaal aan gebeuren is. En dat verschaft ongelooflijk veel inzicht en geeft je als lezer keer op keer te denken.
Deze kijk op Openbaring is ook een sleutel tot het veel besproken hoofdstuk twintig over het duizendjarig rijk. Voegt Johannes hier nu een nieuw en apart hoofdstuk aan het einde van de geschiedenis toe of geeft hij een nieuwe blik op het geheel? Ik geloof beargumenteerd het laatste, al stem ik toe dat hoofdstuk twintig een ingewikkelde puzzel is. Maar uiteindelijk wijzen alle puzzelstukjes opnieuw en niet voor het eerst naar Openbaring als mozaïek.
Het lezen van Openbaring heeft op mij ook een ontnuchterend effect gehad. Bepaalde tussenopmerkingen van Johannes geven hiertoe ook alle aanleiding. Lijden, in deze wereld toch het grootste vraagstuk en een van de belangrijkste vragen aan het geloof en aan God, is in Openbaring niet minder dan een doorgaande trend omdat het kwaad zich als een rode draad door de hele geschiedenis heen weeft. De hemel (!) en de aarde van deze rode draad ontdoen gaat letterlijk en figuurlijk niet zonder slag of stoot of dichterbij het jargon van Openbaring zelf: niet zonder oorlog en verschrikkelijke rampen en plagen. Dit roept ook vragen in de hemel wakker. En het antwoord op deze vragen is meer lijden en geduld. Ik zou denken dat het lezen van geschiedenisboeken en de krant Openbaring gelijk geeft, hoe pijnlijk dat ook is.
Toch is Openbaring geen treurig stemmend boek. Integendeel! Het wil de lezer hoop geven. Er wordt in Openbaring dan ook veel, heel veel gezongen. Jezus heeft alles in de hand. Hij weet wat hij doet. En hij doet het goed. Daarbij is het van grote betekenis en een groot houvast dat Jezus in Openbaring niet alleen verschijnt als een leeuw en een generaal maar ook als een geslacht lam. Hij regeert als een leeuw, maar doet dat op de wijze van een lam. Niet voor niets deed hij volgens alle evangeliën zijn koninklijke intocht in Jeruzalem op een ezeltje. En dat geeft nog steeds stof tot nadenken en naleven.
Openbaring is zo gek nog niet
Voor de zomer sprak ik iemand die mij indringend aanraadde het Bijbelboek Openbaring te lezen. Ik hoorde mezelf ja zeggen en dacht meteen: Wat heb ik nu beloofd? Want het boek Openbaring heeft me al mijn hele leven afgeschrikt. Dat kwam, denk ik, door de voor mij ondoordringbare beeldtaal, waarvan het hele boek doordrenkt is. Ik haakte af in het aangezicht van de ‘gespikkelde’ paarden en gepantserde sprinkhanen. En dat Jezus in hoofdstuk een al meteen verschijnt met een zwaard uit zijn mond…, daar knapte ik helemaal op af. Ja, ik ben een beelddenker, dus zie dat spontaan en onmiddellijk voor me.
Maar ik had nu eenmaal ja gezegd en dat ook niet zonder reden. Want het moest maar eens afgelopen zijn met mijn haat-liefdeverhouding (ik kwam nooit verder dan hoofdstuk 5) met dit Bijbelboek. Ik voelde me niet meer goed bij mijn ontwijkende antwoorden als iemand (en dat gebeurde geregeld) me vroeg naar Openbaring: ‘Ja, dat begrijp ik ook niet helemaal…’ Dus zocht ik naar een goede gids die zich niet zou verliezen in alle schubjes en schildjes van de sprinkhanen en vond in mijn kast het handzame werkje van Tom Wright, Revelation for everyone.
En toen begon het avontuur…
Ik belandde in de wondere wereld van de profeet Johannes (wie dat ook geweest is) en een regen van kwartjes en nieuwe inzichten daalde op mij neer. Vervolgens heb ik het Bijbelboek opnieuw en opnieuw gelezen en er nog andere wijzen bij gepakt. Het resultaat kun je elders op deze site downloaden in de vorm van een kleine leeswijzer. Want ik wilde een aantal geleerde lessen en mijn nieuw verworven enthousiasme voor Openbaring graag vastleggen.
Wat ik onder andere zag is dat Openbaring haar lezers de geschiedenis van hemel en aarde beter wil laten begrijpen. Ik las over de verbeten en verbitterde vijandschap van de duivel tegen God en ik zag dat die haat doorheen de hele wereldgeschiedenis belichaamd wordt in twee beesten die zichzelf telkens opnieuw uitvinden: totalitaire regimes en hun propaganda.
Ik voelde me verbonden met het verlangen van de mensen in de hemel en op de aarde dat dit eindelijk ophoudt. Het lijden en het eindeloze bloedvergieten, waarvan tot op de dag van vandaag het nieuws bol staat, spat in Openbaring tegen de hemel op. Gaat God het stoppen? Wil hij het stoppen? Kan hij het stoppen? Ja, God gaat het stoppen. Het zal een keer ophouden. Want God is koning en Jezus is Heer en heeft ondanks de schijn van het tegendeel alles in zijn hand.
Ik zag dat Johannes het riool van propaganda van heel vroeger, vroeger en vandaag uit de bek van de duivel en zijn handlangers ziet stromen en als demonische kikkers op de hele aarde rondspringen. En ik dacht voor vandaag aan Twitter en het leger trollen op het world wide web.
En plotseling begreep ik hoe onverbiddelijk en onverbeterlijk de duivel en het kwaad in deze wereld zijn. Zij zullen nooit stoppen! Zelfs niet in het aangezicht en het licht van de dood en de opstanding van Jezus Christus, de Zoon van God. Het enige dat hier nog helpt is een eeuwige verbanning van het kwaad en al zijn trawanten naar de hel. En ik moest denken aan wat Sergiy Kyslytsya, de Oekraïense ambassadeur in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, zijn Russische ambtgenoot toevoegde: “Er is geen vagevuur voor oorlogsmisdadigers. Zij gaan rechtstreeks naar de hel.”, waarmee ik niet meer wil zeggen dan dat bovenstaande gedachte tot ver buiten het boek Openbaring opgeld doet. Openbaring is zo gek nog niet.
We gingen gewoon niet meer
In mijn laatste blog haalde ik een column aan van iemand die na jaren weer eens in een kerkdienst (uitvaart) belandde. Ze peinst kort over haar kerkelijke biografie en die van haar familie en schrijft dan: “We gingen gewoon niet meer”. Met andere woorden, in een langzaam en bijna onbewust proces erodeert de kerkgang. Die (goede) gewoonte glipte als zand tussen de vingers weg, totdat het moment daar was waarop we gewoon niet meer gingen.
Dit soort ervaringen heb ik al van veel mensen gehoord. Vroeger dacht ik altijd meteen dat de kerk voor een (belangrijk?) deel debet was aan de teloorgang van de kerkgang. En dat lijkt me nog steeds een valide gedachte. Immers, als de kerk plichtmatig of middelmatig acteert (waar boven genoemde column ook over klaagt), dan gaan mensen met hun voeten stemmen. Wat je daar verder ook over mag vinden (en er is wel een en ander van te vinden, omdat trouw bij de Geest hoort), matig en slap functioneren van de kerk helpt ook niet om mensen, als ze weer eens langs komen, op hun schreden te laten terugkeren.
Maar het subject van de zin ‘We gingen gewoon niet meer’ is toch niet de kerk, dat zijn wijzelf. Onlangs las ik twee boekjes van Herman Paul (De slag om het hart en Shoppen in advent). Paul probeert de nog steeds oprukkende secularisatie te verklaren. Hij stelt kort gezegd dat secularisatie in ons hart begint: de verlangens van ons hart richten we meer en meer op wat hier en nu letterlijk te koop is en steeds minder op het leven achter Jezus aan. Anders gezegd, doordat er in het leven letterlijk en figuurlijk zoveel te koop is, houden we eenvoudigweg geen tijd meer over om naar de kerk te gaan. Door de week hebben we het druk en als dan de zondag aanbreekt zijn we blij eindelijk eens tijd voor elkaar te hebben. Secularisatie is dus niet iets wat ons overkomt, aldus Paul. Wij zijn echt zelf de actoren in dit drama. Want wij zijn het die gewoon niet meer gingen. Het sluipende proces achter het woordje ‘gewoon’ regisseren wijzelf.
Ik vind dit herkenbaar en het stemt mij tot nadenken. Als Jezus niet langer centrum en focus van ons hart is, dan nemen anderen die plaats in, zoals Jezus in Matteüs 6:24 ook klip en klaar zegt. Dan verdampt onze eerste liefde en vroeg of laat erodeert ook de kerk.
Wat is nu de zin en het resultaat van al dit geschrijf van de laatste serie blogs?
Dat liefde de kern is van geloven.
Dat liefde een persoonlijke relatie nodig heeft.
Dat trouw helpt om bij die liefde te blijven.
Dat de kerk ons kan helpen trouw te zijn.
B.V. ik (8)
Het is de heilige Geest die de eerste liefde voor God in ons hart legt. De rest is niet duurzaam. Maar Openbaring 2:4 waarschuwt ons ook de eerste liefde niet te verliezen. De eerste liefde kan alles aan, is zelfs zo sterk dat zij de B.V. ik kan ontmantelen. Wat geen goede raad, gewoonte, of zelfs dwang duurzaam voor elkaar krijgt, daartoe is de eerste liefde wel in staat: koning eigenbelang overwinnen vanbinnen uit. Maar de eerste liefde is blijkbaar niet onkwetsbaar. Ze kan wegroesten of verdampen. En dat is een ramp, omdat je christelijk leven dan een lege huls wordt. En lege hulzen zijn niet duurzaam en al helemaal niet bestand tegen de storm van secularisatie die nog steeds over ons land stormt. Gisteren las ik ergens een verhaal waarin iemand zich beklaagt over een uitvaartdienst waarin het optreden van de voorganger plichtmatig overkwam. De schrijfster vertelt ook dat het gezin waaruit ze kwam vroeger wel naar de kerk ging maar dat ze daar op een gegeven moment mee waren gestopt, zonder dat daarvoor een conflict of andere oorzaak was aan te wijzen.
Mij komt het natuurlijk niet toe om van deze concrete situatie iets te vinden, maar dit soort geluiden hoor ik veel vaker terug. Het komt steeds opnieuw neer op het verdampen van de eerste liefde. En op een gegeven moment is dat proces klaar en is daarmee ook de motivatie om naar de kerk te gaan op. Voor mij iedere keer weer pijnlijk om te horen. In het algemeen gesproken denk ik dat het vooral gebeurt, als mensen er niet in slagen om verliefd te blijven op Jezus. Als de liefde taant, merk je daar in het begin nog helemaal niets van. Zoals ook de kerk van Efeze in Openbaring 2 zich nog steeds sterk maakte in allerlei christelijk werk, en dat zelfs met succes. Toch stevent ze volgens Jezus af op haar ondergang. Want een geloofspraktijk die niet aangedreven wordt vanuit liefde zal niet duurzaam blijken.
Gaat verliefd worden op Jezus gaat niet vanzelf, verliefd blijven op Jezus ook niet. Hiervoor is allereerst aandacht nodig, de aandacht van ons hart voor Jezus en de persoonlijke interactie van onze ziel met hem. En dat kan niemand van ons overnemen, ook de kerk niet. Al zou ik daar elke dag komen, het werkt pas op mij in, als ik wat ik daar zie en hoor mij persoonlijk eigen maak. En dat doe ik pas en blijf ik doen, als ik Jezus als mijn grootste schat blijf huldigen en dus alles wat zich als concurrentie of alternatief voor Jezus aandient als fake blijf ontmaskeren.
Niemand kan twee heren dienen, zei Jezus al. En volgens hem is je hart daar, waar je schat is (Matteüs 6:21.24).
B.V. ik (7)
Het is de heilige Geest die de liefde voor God in ons hart legt. Uit mijn eigen ervaring en uit gesprekken krijg ik de indruk dat de heilige Geest hiervoor bij elk mens uit verschillende wegen kan kiezen. Veel mensen kennen de route ellende – verlossing – dankbaarheid uit de Heidelbergse Catechismus. Die is mij altijd voorgehouden als de hoofd- en misschien wel de enige weg. Maar er zijn er natuurlijk veel meer, want de heilige Geest is creatief en weet voor iedereen de juiste ingang. Bij mij was en is dat vooral de soevereiniteit van Jezus. Voor anderen is het de combinatie van deze overmacht en de ellende van de catechismus: Heer, ik ben niet waardig, dat Gij tot mij komt.
maar spreek slechts één woord en ik zal gezond worden (naar Matteüs 8:8). Paulus werd letterlijk bij zijn nekvel gegrepen. Anderen herinneren zich een andere ingrijpende gebeurtenis. Weer anderen ontmoetten God in de natuur of onder muziek in een concertzaal, in een kerk of bij de radio. Nog weer anderen worden geraakt door een gesprek, soms een serie gesprekken over lange(re) tijd, maar soms is het één zin of zelfs slechts één woord. Elk dogmatisme (zo moet het) wordt in de praktijk van de heilige Geest gelogenstraft. En de uitkomst is altijd wat Openbaring 2:4 de eerste liefde noemt. De rest is niet duurzaam en zal het vroeg of laat afleggen tegen B.V. ik.
B.V. ik (6)
Het is de heilige Geest die de liefde in ons hart legt. Deze zin uit de vorige blog vraagt nog enig commentaar. Want hier komt onmiddellijk de vraag hoe de heilige Geest dat dan doet? Hierover zijn handen en wanden vol boeken geschreven. Ignatius gebruikt in zijn Geestelijke Oefeningen een confrontatie met je gebreken. En hij niet alleen. Ik snap dat en heb ook ervaren hoe een existentiële ontmoeting met je eigen falen je bij God kan brengen. Toch moet ik hier ook bekennen dat ik op deze route ook vaak uit ga. Misschien is dat wel uit angst of schaamte of afkeer van mezelf. Maar ik vind misschien wel als kind van deze tijd een andere route naar Gods liefde aantrekkelijker. En voor deze route kun je ook terecht bij Ignatius. Het is de route doorheen de evangeliën achter Jezus aan. Zijn Geestelijke Oefeningen nemen je mee naar Jezus toe. Dag in dag uit hoor je Jezus spreken, zie je Jezus doen en zie je de mensen op Jezus reageren en, als de heilige Geest het wil, gaat je eigen hart op Jezus reageren. Misschien eerst met verbazing, onbegrip en ergernis, zoals mij overkwam, maar allengs met verbazing en bewondering en langzaam ontluikend vertrouwen en liefde, onder de indruk als ik kwam van Jezus’ soevereiniteit. Wie door de heilige Geest bij Jezus wordt gebracht, kan niet dezelfde blijven. Daarom noemde ik Ignatius pas een gids voor mensen van deze tijd. Zelden iemand gehoord die mij zo begrijpt. Of zou het de heilige Geest zijn?
B.V. ik (5)
Ik leer veel van de spiritualiteit van Ignatius van Loyola. Voor min is hij een belangrijke gids juist in onze tijd. Zijn spiritualiteit (of manier van doen) is in alles Gods eer zoeken. Daar gaat Ignatius voor, niet uit een soort fanatisme of omdat het moet, maar omdat hij van God houdt.
In zijn Geestelijke Oefeningen confronteert het eerste deel ons met ons gebrek en onze tekortkomingen (zonden). Ignatius of liever de heilige Geest leidt je hier zo diep doorheen dat je uitkomt bij Gods barmhartigheid en vergeving. Door zo naar Gods liefde voor jou geleid te worden, zijn ontferming te vinden en te ervaren, wordt jouw liefde voor hem onontkoombaar. Je kunt niet anders en wil niet meer anders dan gaan voor God. Dat is een van de wortels van het beroemde gebed uit de Geestelijke Oefeningen:
Neem, Heer, en aanvaard heel mijn vrijheid, mijn geheugen, mijn verstand en heel mijn wil, alles wat ik heb en bezit. U hebt het mij gegeven, aan U, Heer, geef ik het terug. Alles is van U, beschik erover geheel volgens uw wil. Geef dat ik U mag liefhebben, die genade is mij genoeg.
Dus op de vraag (of was het een verzuchting?) waarmee ik de vorige blog (4) uit deze serie eindigde of het wel mogelijk en fair of zelfs nog menselijk is om je leven en je ego te breken voor Jezus, kan alleen de liefde met een positief antwoord komen. De rest is dwang en manipulatie en dus niet vol te houden. Zonder liefde wordt het christelijk leven gecorrumpeerd en te zwaar om te leven. Het is de liefde die de heilige Geest in ons hart legt.
En als ik het goed begrijp, treft deze liefde zoals ze bijvoorbeeld uit het gebed van Ignatius spreekt een andere toon dan spreekt uit ‘goed zorgen voor jezelf’. Of misschien is het wel zo dat deze liefde juist goed zorgen voor jezelf is. Immers, wie zijn leven verliest aan Jezus zal het pas vinden…
Verliefd worden
Niets is praktischer dan het vinden van God,
dat wil zeggen dan verliefd worden
op een heel absolute, definitieve manier.
Datgene waarop je verliefd bent,
wat je fantasie pakt,
zal alles beïnvloeden.
Het zal bepalen
wat je ‘s ochtends uit bed doet komen,
wat je ‘s avonds zult doen,
op welke manier je je weekends doorbrengt,
wat je leest,
wat je weet,
wat je hart breekt, en
wat je verwondert met vreugde en dankbaarheid.
Raak verliefd, blijf verliefd,
en alles zal erdoor bepaald worden.
(Pedro Arrupe)
B.V. ik (4)
Deze serie blogs schrijf ik naar aanleiding van de waarneming dat wij christenen nogal bezig zijn met onszelf en met ons eigen welbevinden. Tenminste, ik zie en hoor dat om mij heen en merk het ook op bij mijzelf. En dat is op z’n zachts gezegd vreemd voor mensen die geloven dat het kruis van Jezus in het hart van hun geloofsbeleving staat. Het is ook vreemd voor mensen die geregeld het brood van Jezus eten, zichzelf op die manier één maken met de gekruisigde Heer en die veelzeggende woorden horen die over Jezus gaan: hij nam het brood, hij dankte God, hij brak het en hij gaf. Nemen, danken, breken en geven – dat is zo ongeveer de kern van het christelijk geloof, waar alles uit voortkomt. Het is met name die opgaande of liever die neergaande lijn waar alles op neer komt: hij brak het en hij gaf. Breken en geven, dat is geloven in Jezus. Dat is wat hij deed. Daar leven wij van. En dat mogen ook wij nemen en… God daarvoor danken.
Hoe kan het dan dat dit niet ons praktische christelijke leven stempelt? Het antwoord ligt voor de hand: het is moeilijk om zo te leven. Het is ook veel makkelijker of wenselijker om te ontvangen dan om te geven. En jezelf, je ego, je leven breken – dat is past echt moeilijk.
Hoe kan het dan dat Jezus ons dit toch voorhoudt als wenselijk en meer nog als gebod en meer nog als de enige manier om hem te volgen? Is het mogelijk? Is het fair? Wij zijn toch alleen maar mensen?
B.V. ik (3)
Jezus maakte zorgen voor zichzelf niet tot de topprioriteit van zijn leven. Toch pakte hij wel zijn rust. Mensen gingen voor, ook als ze zich opdrongen, maar daarna dan toch de break. Veel christenen hebben een brede comfortzone om hun leven heen gelegd. Daar kunnen we Jezus niet op betrappen. Integendeel, volgens Paulus verliet Jezus de veilige hemelse haven met het vooruitzicht een slavendood of erger te sterven. En die gezindheid is volgens Paulus voor ons allen voorbeeldig (Filippenzen 2:1-8). Waarschijnlijk hebben die Bijbeluitleggers gelijk die menen dat Paulus Jezus’ voorbeeld nogal letterlijk opvatte (zie Handelingen 20:24).
Ik zoek in deze serie blogs naar de betekenis van deze gezindheid van Jezus. Hoe verhoudt zich die met ons grote zelf dat wij zo belangrijk hebben gemaakt? Maar Jezus nam toch ook zijn rust? En was hij het niet die zei dat je je naaste lief moet hebben als jezelf? Zegt Jezus dus niet zelf (in Matteüs 22:39) dat eigenliefde oké is? Dat laatste is nog maar de vraag. Het zou best wel eens kunnen zijn dat Jezus er eenvoudig van uitging dat ieder gezond mens als het erop aankomt een zeer grote zelfliefde heeft (vergelijk Efeziërs 5:29) en dat hij onze naastenliefde slechts daaraan wilde afmeten (vergelijk Matteüs 7:12). Dit alles daar gelaten, ik ben onder de indruk van de gezindheid of mindset van Jezus uit Filippenzen 2. Hij was erop gebrand om de wil van God te doen. Dat was voor hem als eten en drinken (Johannes 4:34, vergelijk Matteüs 4:4) en ging hem boven alles.
Ik ben op zoek naar de betekenis van deze gezindheid van Jezus. Hoe verhoudt zich die met onze grote zorg voor onszelf? Het lijkt mij dat alle in deze blogs gestapelde uitspraken van Jezus hierop neerkomen: wat wil God van jou? En van mij? Het verhaal gaat dat de heilige Ignatius van Loyola in het begin van zijn leven met Jezus zo fanatiek vastte dat zijn gezondheid hiervan blijvende schade opliep. Door schade en schande leerde hij een belangrijk principe dat als een rode draad door zijn leven gaat lopen: “De reden om iets te verlangen of te behouden moet dus enkel zijn: de dienst, de eer en de heerlijkheid van zijne goddelijke Majesteit.” Met andere woorden, wat je doet of niet doet, moet je niet aan je eigen ik of je eigen eer of eigenbelang of zelfzorg of behoefte afmeten, maar alleen aan de wil en de eer van God.
Hier zit wat mij betreft ook de ruimte en de vrijheid. Immers, God met ieder mens zijn eigen weg. Gods wil voor mij is niet automatisch en vanzelfsprekend ook Gods wil voor jou. Wel lijkt me Gods wil altijd ingekleurd door de gezindheid van Jezus…
B.V. ik (2)
In mijn voorgaande blog hintte ik op Jezus’ uitspraken in Matteüs 6:33 en Marcus 8:34. Met name die uit Marcus 8 is gericht tegen wat wij mensen willen en richt ons op wat God wil (zie voorgaand vers 33). En wat God wil horen we Jezus zeggen in Matteüs 6: onze prioriteiten moeten liggen bij Gods nieuwe wereld en een levensinstelling en gedrag dat daarbij past. Ons welbevinden komt wel, en wel daarna. Dat is zeker, en wel op Gods tijd en wijze.
Het komt mij voor dat dit schurende teksten zijn voor ieder mens (inclusief mijzelf) die goed voor zichzelf zorgen tot zijn of haar prioriteit heeft gemaakt. De enige letterlijke uitspraak van Jezus buiten de evangeliën gaat (en mag ik dat typerend noemen) ook weer hierover: “Geven maakt gelukkiger dan ontvangen” (Handelingen 20:35). Blijkens de context willen ook deze woorden onze blik wenden, van onszelf af en naar de ander toe. Maar ze zijn ook al duidelijk in zichzelf: gul, vrijgevig en royaal geven, daar wordt een mens echt gelukkig van. Dat blijkt ook keer op keer uit allerlei seculiere onderzoeken naar geluk, welbevinden en eenzaamheid. Puur geluk en echte zingeving vinden mensen het meest, als ze zich inlaten met en zich inzetten voor anderen. Dat is het echte leven en als het erop aan komt het failliet van de B.V. ik.
Zeker, we kennen ook de burn-out van mantelzorger en kerkwerker. Voor velen bakens in zee, waarlangs goed zorgen voor jezelf weer onder vlag en wimpel kan binnenvaren. Maar ik vraag: Wat zou Jezus hebben willen zeggen met de hierboven aangehaalde uitspraken? Hij wilde vast niet overspannenheid aanbevelen. Als we de evangeliën goed lezen nam hij zelf ook tijd om op adem te komen. We noteren nachten lang gebed, verschillende retraites, terugtrekken in de rust van eigen of andermans huis en zelfs moe (‘opgerookt’?) slapen in de storm. Ook uitgestelde rustmomenten haalde hij in (Marcus 6:31-34 en 45-47).
En dus?
B.V. ik
Ik las in een verslag van de zomerconferentie van New Wine dat mensen zich ‘hier’ gezien en geliefd door de Vader weten. Het bleef bij mij haken, juist omdat dit in bedoeld verslag zo uitdrukkelijk en expres de nadruk kreeg. Nu gaat het mij er niet om de staf over New Wine te breken. Integendeel! Ik wil de vinger leggen bij onze honger naar Gods liefde, die blijkbaar zo groot is dat wij het hier altijd over moeten hebben, altijd op terugkomen en altijd haken naar nog meer. Een flarde van een radio-interview dat tussen mijn bedrijven door mijn oren bereikte opende onlangs mijn ogen hiervoor. Ik hoorde iemand zeggen dat hij niet elke dag van Gods liefde overtuigd hoefde te worden, omdat het voor hem eenvoudig vaststaat dat God van hem houdt. Hij (of ikzelf in mijn hoofd) zette dit als volwassen geloof af tegen een geloofsbeleving die elke dag hunkert naar nog meer bevestiging van Gods liefde.
Het komt mij voor dat dit soort honger en dorst naar Gods liefde niet alleen een kinderlijk geloof verraadt, maar onbedoeld ook ons ik in het centrum van ons geloof zet. Immers, wie naar bevestiging zoekt van Gods liefde is bezig met eigen behoeftes. Niet dat dit altijd en overal verkeerd is. Er zijn immers Bijbelteksten genoeg die ons niet voor niets verzekeren van Gods liefde. Mijn punt in deze blog is een subtiele verschuiving (John Ortberg sprak hier ooit over een ‘schaduwmissie’) van onze liefde voor God naar een toewijding aan ons eigen welbevinden.
En dit heeft grote gevolgen. Veel leerlingen van Jezus in het Westen kunnen maar moeilijk met lijden en tegenslag omgaan. Wij zijn niet zo goed in offers brengen, een extra stap zetten en meer doen dan het gewone. Het heet heel normaal om goed voor jezelf te zorgen. En wie zou daar iets op tegen kunnen hebben? Ik weet het, dit zijn wel hele grote woorden en snelle stappen. Maar met nuance komen we hier niet verder. Ik wil hier en nu een vraag opwerpen, een signaal afgeven, iets signaleren: Jezus is Heer, toch? En in het centrum van ons geloof staat het kruis, niet waar? En heeft Jezus niet gezegd dat wie zijn leerling wil zijn (het hoeft niet) zichzelf moet verloochenen, zijn kruis op zich moet nemen en hem zo volgen? En was hij het niet die sprak over het zoeken van Gods nieuwe wereld en de goede daden die daarbij horen als onze eerste prioriteit in het vertrouwen dat de rest ons dan wel in de schoot geworpen zal worden?
We zijn er als de kippen bij om te roepen dat dit geloof en vertrouwen niet gaat zonder dat de liefde van God de dragende kracht van ons leven is. Zeker, maar staat die liefde van de Vader dan niet voor jou vast? Jawel, maar ik wil niet van alles moeten! Zeker, maar heeft Gods liefde je dan niet aangestoken?
Het raadsel van Romeinen 7
In Hart van Osdorp heb het nog nooit meegemaakt. Maar buiten Hart van Osdorp des te meer. Zodra ik hoog opgeef van Gods nieuwe wereld en van de vernieuwing die de heilige Geest ons wil geven, stuit ik op stevig verweer. Deze scepsis, soms met het onverholen verwijt dat ik veel en veel te optimistisch ben over de navolging van Jezus, beroept zich vaak op Romeinen 7.
Zo begint een lange reeks blogs die ik in 2020 schreef en die ik hierbij als een artikel publiceer. Volgens mij is het hoog tijd om dit langlopende gesprek over de lezing van Romeinen 6-8 nieuw leven in te blazen.
Ik hoop dat dit soort studies bijdragen aan een geloof en praktijk van een kerk die met geloof, hoop en liefde uitstapt in de buurt en daar iets van Gods nieuwe wereld laat zien, een kerk die zich niet langer laat afremmen door rondzingend pessimisme en moedeloosheid, dat het toch nooit wat kan worden met de kerk, eenvoudig omdat we nu eenmaal (zwakke) mensen (of aperte zondaren) zijn en ook niet geroepen om te doen wat Jezus alleen kan doen, namelijk Gods nieuwe wereld op aarde brengen.
Klik hier voor een download in pdf.
We hebben de eucharistie niet gemist
Bij het schrijven van mijn vorige blog moest ik denken aan een artikel van Gregory Brenninkmeijer in het Nederlands Dagblad van 21 juli 2020. Hij merkte bij zichzelf dat hij tijdens de Corona-lockdown, toen de kerken gesloten waren, de maaltijd met Jezus niet miste. En de meeste van zijn geloofsgenoten die hij hiernaar vroeg, misten het tot hun eigen verbazing ook niet. En dat, terwijl hun geloofsbeleving niet was achteruit gegaan. God laat zich ook op andere plekken vinden. Brenninkmeijer vraagt zich af of we niet teveel nadruk leggen op de ontmoeting van Jezus aan zijn tafel, terwijl Jezus zich elders ook vinden laat. En mensen hebben dat allang ontdekt, zo vervolgt hij. Ze laten de tafel in toenemende mate voor wat het is omdat ze God elders onder mensen vinden en niet in de kerk.
Een ontnuchterend verhaal na mijn exposé (vorige blog) over het belang van de tafel van Jezus! Het laat zien hoe moeilijk disciplines zijn, het aanleren daarvan en het volhouden om met bewuste aandacht en een open hart telkens weer Jezus aan zijn tafel te ontmoeten. Het wordt zomaar een ritueel dat je zo vaak hebt gezien en meegemaakt dat je het niet blijkt te missen, als het wegvalt. Dat heet erosie van het geestelijk leven. Veel mensen maken dat mee met de aanwezigheid van God in hun leven: op een dag kom je tot de ontdekking dat God uit je leven verdwenen is en je hebt hem niet gemist…
Toch wacht Brenninkmeijer zich ervoor om zichzelf en zijn medegelovigen vanwege het uitgestelde gemis van de eucharistie te veroordelen. Hij waardeert de andere manieren waarop God zichzelf laat ontmoeten, bijvoorbeeld op plekken waar gelovigen samenkomen, waar mensen samen zijn. Is de cirkel in deze serie blogs over kerk en buurt toch weer rond. God is niet alleen aanwezig in de kerk. Hij laat zich ook ontmoeten waar mensen samenkomen. Hij laat zich ontmoeten in de buurt.
Bij Jezus aan tafel
Ik kan het toch niet laten om aandacht te vragen voor een van de disciplines uit het boek van Fitch. Hij ziet kerk zijn in de buurt vertrekken van en weer terugkomen naar de tafel van Jezus. Zonder eten met Jezus wordt het niks met onze aanwezigheid in de buurt: “Daarom leg ik me er in mijn werk als voorganger op toe de Tafel van de Heer beter te leiden”, aldus Fitch. Want alles hangt hier vanaf. Deze laatste zin mag dan wat overdreven zijn (Fitch heeft dan ook zeven disciplines), maar eten met Jezus is wel degelijk fundamenteel.
Wat is dan de vormende waarde van eten met Jezus, zo kun je je afvragen. In een bijlage achterin het boek worden we niet teleurgesteld. Bij Jezus aan tafel worden we niet alleen intiem met hem verbonden en één, maar leren we ook veel van het hart en de attitude van Jezus in de wereld. Aan tafel danken we God, worden we een met het lijden en de opstanding van Jezus (Filippenzen 3:10) en staan we telkens opnieuw oog in oog met waar het in het christelijk geloof omgaat: Jezus nam zichzelf, dankte God, brak zijn leven en deelde zichzelf uit. Zo is Jezus onze Heer geworden. Zo kennen en erkennen we hem als Heer, totdat hij komt. Dit verandert in dit ondermaanse dus nooit. Het is een duurzame attitude, die het hart is van het christelijke geloof en die alleen door volhardende vorming en training is aan te leren. Vandaar het woord ‘discipline’.
Fitch ziet en beleeft het nemen, danken, breken en uitdelen van Jezus als een aansporing om ons te onderwerpen aan Jezus en aan elkaar (het gaat niet om jou, om jouw wensen en verwachtingen). Zo komt er ruimte om achter Jezus aan te gaan en op te merken waar hij zijn aanwezigheid in de buurt wil laten zien. We worden verlost van onszelf: onze eeuwige neiging om te controleren en mensen en dingen naar onze eigen hand te zetten.
Bovendien leren we bij Jezus aan tafel te ontvangen. We leren aan tafel God immers te danken. Danken is ontvangen, niet nemen. Ook dat geeft ons ruimte om Jezus in de buurt niet voor de voeten te lopen. Een houding van ontvangen is immers het tegendeel van zelf de touwtjes in handen willen houden, plannen en organiseren. “We maken ruimte om van God te ontvangen wat Hij zou willen doen, in plaats van onze verwachtingen aan Hem en aan anderen op te leggen.”
Verder leert Fitch aan tafel van Jezus om te stoppen met twisten. Het breken van het brood is het einde van ons ego. “We moeten allemaal onze neiging om dingen te controleren en problemen te willen oplossen loslaten.” In plaats daarvan leren we ruimte te maken voor wat de Heer geeft in de buurt.
Ik voel me hier ontzettend door aangesproken en ben het maar gaan doen: elke dag aanschuiven aan Jezus’ tafel. Elke dag oog in oog met het gebroken brood en het vergoten bloed. Elke dag ontvangen. Elke dag mijn ego ten grave dragen. Elke dag een stap verder in een ander leven.
Vanzelfsprekend is nog niet vanzelf
In mijn vorige blogs over belangeloos aanwezig zijn in de buurt kierde het af en toe al even tussen de regels door. Belangeloos aanwezig zijn mag dan vanuit christelijk oogpunt vanzelf spreken, het gaat niet vanzelf. Het mag dan wel gemakkelijk zijn, maar automatisch gaat het zeker niet. Zo kwam al even voorbij dat veel leerlingen van Jezus graag bij Jezus willen zijn en dat dit zijn nog al eens resulteert in een zitten zonder einde (vaak met een beroep op Lucas 10:38-42) in plaats van dat we eindigen waar Matteüs dat in zijn evangelie doet en opstaan en de buurt in gaan (Matteüs 28:19-20). Hier is een woord voor dat zoals de meeste woorden op -isme lelijk bedoelt te kwalificeren: consumentisme. Ik heb geleerd hier ook van een ‘schaduwmissie’ te spreken: wat oorspronkelijk bedoeld is als brandstof voor de navolging van Jezus (zitten aan zijn voeten) verwordt tot een snoepje voor jezelf. Het ziet er nog hetzelfde uit maar het gaat niet langer om Jezus, het is gaan draaien om jezelf.
Nee, merkbaar aanwezig zijn in de buurt gaat nog niet vanzelf. En daarom draagt Fitch in zijn onvolprezen boek zeven disciplines aan om ons hart en denken en doen te vormen en te trainen in de liefde van Jezus die mensen opzoekt.
Het waardevolle hieraan vind ik – zoals gezegd – de erkenning dat wat aan de voeten van Jezus vanzelfsprekend lijkt en ook is nog niet vanzelf gaat in de buurt én dat we ons daar niet bij neer hoeven te leggen. Met andere woorden, iedereen kan gevormd tot een mens met liefde voor de buurt! De tools of disciplines daarvoor liggen voor het oprapen.
Nu vind ik de keuze van Fitch voor zeven disciplines wel ietwat willekeurigs hebben en zijn keuze voor precies deze zeven komt hier en daar ook wat geforceerd over. Er zijn veel meer disciplines om gevormd te worden tot een levend christen met een liefdevol hart te bedenken en die zijn dus ook bedacht. Toch kunnen we van Fitch’ keuze en zijn verantwoording veel leren en ons hierdoor laten vormen. Ben je al nieuwsgierig? Lees het boek!
Belangeloos aanwezig (4)
Wat mij aanspreekt in het verhaal van Fitch is dat hij het vanzelfsprekende verbindt met het belangeloze. Dat maakt de aanwezigheid van de kerk in de buurt en natuurlijk en logisch en normaal en ook gemakkelijk. De liefde van Jezus maakt dat onze aanwezigheid niet om de kerk gaat (onderhoudsmodus) en ook niet om ons (belangeloos). Deze liefde van Jezus wordt aan de tafel van Jezus steeds opnieuw gevoed, aangevuld en opgefrist. Daarom brandt de kerk niet op in de buurt (uitputtingsmodus), maar hervindt zij voortdurend haar motivatie en focus in de liefde van Jezus, die de buurt en de kerk beide in hun waarde laat. Zo wordt de plaats van de kerk middenin de buurt normaal. In ieder geval voor haarzelf. Omdat het in de kerk over de liefde van Jezus gaat en deze liefde zo uitbundig is en niet discrimineert, klotst die liefde vanzelfsprekend over de randen van de kerk heen de buurt in.
Zo kunnen we afscheid nemen van veel kramp, ongemak en ongelovig pessimisme. Van kramp (het moet over Jezus gaan), van ongemak (maar wat moet ik zeggen?) en van ongelovig pessimisme (wat heeft de kerk nu te bieden?). Wat de kerk met zich meebrengt is de aanwezigheid van Jezus in liefde. En dat is genoeg. Wat? Dat is uitbundig veel!
Ontdaan van allerlei lastige ballast wordt de aanwezigheid van de kerk in de buurt nu ook gemakkelijk. Ga maar wat doen, alleen of samen. In elke buurt is genoeg te doen. Ga maar wat doen, alleen of samen. Elke buurt staat te springen om vrijwilligers. Ga maar wat doen, al was het alleen maar het vegen van de stoep (niet je eigen stoep, maar die van de buren). Dat kan iedereen.
Belangeloos aanwezig (3)
Als we het plaatje van Fitch er nog eens bij pakken, dan zien we dat hij met pijlen een beweging schetst uit de kerk, meer precies vanuit de tafel van Jezus, naar de buurt:
Nu lopen veel kerken weg met de tafel van Jezus en zeggen dat geloven draait om zijn in plaats van om doen. Dit uiteraard als reactie op de veel waargenomen ‘uitputtingsmodus’ onder kerkleden. Vaak resulteert dit zijn echter in zitten! Maar er is geen zijn bij Jezus dat ons niet weer uitzendt de wereld in. Als ons zijn ons laat zitten, dan zijn we nog niet echt bij Jezus geweest! Fitch ziet aan de tafel van Jezus dan ook het omgekeerde gebeuren: we leren de liefde van Jezus en nemen deze liefde daarom mee de buurt in.
Het plaatje laat ons ook zien dat Fitch twee manieren van zijn in en met de buurt voor zich ziet. De eerste manier is dat leerlingen van Jezus hun eigen huizen in de buurt openstellen en als familie van Jezus buurtbewoners uitnodigen om familiezijn met Jezus mee te maken. Zo nodigt de familie buurtbewoners expliciet uit om in de kring van Jezus’ aanwezigheid te komen, waar zijn aanwezigheid manifest is. In de familie van Jezus is Jezus aanwezig en deelnemen in zijn aanwezigheid is heilzaam en kan mensenlevens veranderen.
De tweede manier van zijn in en met de buurt is, dat leerlingen van Jezus de buurt ingaan en daar belangeloos aanwezig zijn met de liefde van Jezus. Ook in de buurt is Jezus altijd aanwezig. Hij gaat voor ons uit. Maar zijn aanwezigheid wordt in de buurt vaak en nog vaker niet opgemerkt. Maar de leerling van Jezus is een levend bewijs van zijn aanwezigheid of mensen dat nu gewaarworden of niet. Er komen soms momenten waarop je mensen kunt uitnodigen om hem te zien en hem te ontmoeten. Op die momenten mogen wij als vertegenwoordigers van Jezus ruimte maken voor zijn aanwezigheid en mensen meevragen om ter plekke deze heilige grond te betreden. Of mensen daarop ingaan, is helemaal aan hen. We zijn immers belangeloos in de buurt aanwezig en zijn er niet van om ons geloof aan anderen op te dringen. Nee, we hebben de liefde van Jezus geleerd en nemen deze liefde mee de buurt in. Dat spreekt vanzelf.
Belangeloos aanwezig (2)
In mijn laatste blog vroeg ik aandacht voor het inzicht gevende boek van David Fitch, Merkbaar aanwezig. Hij ziet de kerk geregeld vastlopen in een onderhoudsmodus of in een uitputtingsmodus. Beide wijzen van doen ziet hij als ernstige afwijkingen van wat de kerk behoort te zijn. Daarom verbindt hij in zijn boek de kerk met de wereld en de wereld met de kerk. Nu is dit in de kerkgeschiedenis al vaak geprobeerd en het resultaat was altijd desastreus. De kerk nam de wereld over (dictatuur van de kerk) of de wereld kreeg greep op de kerk (secularisatie (verwereldlijking) van de kerk). In beide gevallen verliest de kerk dus haar gezicht. Fitch weet beide aberraties te vermijden door te vertrekken vanuit de houding van Jezus, met andere woorden, door Jezus zelf mee te nemen de buurt in. Of beter: door achter Jezus aan de buurt in te gaan. Laten we nog eens het plaatje van Fitch onder ogen zien:
Zijn vertrekpunt is de maaltijd van Jezus! Hier aan de tafel komen mensen op adem (contra de uitputtingsmodus) en hier aan de tafel leren leerlingen van Jezus zelf te geven zoals hij, zonder iets terug te vragen (contra de onderhoudsmodus). Gemotiveerd door de liefde van Jezus is de kerk vervolgens aanwezig in de buurt, te midden van en met de buurtbewoners. En dat belangeloos, dus zonder de neiging om mensen te willen controleren of te dwingen. Het is met mensen zijn zonder de touwtjes in handen te willen nemen. Integendeel, wij geven juist de touwtjes uit handen en stellen ons open voor God en de mensen. “We maken ruimte om van God te ontvangen wat Hij zou willen doen, in plaats van onze verwachtingen aan Hem en aan anderen op te leggen.”
Belangeloos aanwezig (1)
2018 is een belangrijk jaar geweest. In 2018 verscheen namelijk het boek Faithful Presence van David Fitch in het Nederlands onder de titel ‘Merkbaar aanwezig.’ De ondertitel luidt: zeven disciplines die de kerk vormen voor missie. Hoewel dit laatste woord (missie) ons meteen op het verkeerde been zet – het gaat in dit boek primair over aanwezig zijn – rekent de ondertitel van het boek meteen af met iedere gedachte als zou de aanwezigheid van de kerk in de buurt makkelijk maakbaar zijn. Het is wel gemakkelijk, maar niet maakbaar. Zo komt er om te beginnen veel vorming (discipline) bij kijken.
Ik heb dit boek een jaar geleden gelezen en had toen al het idee dat ik het opnieuw moest lezen. Dat heb ik nu – een jaar later – gedaan en ik moet bekennen dat ik er de eerste keer weinig van begrepen heb. Ik had namelijk dat aspect van vorming helemaal gemist.
Maar laat ik beginnen bij het begin. Dit boek helpt. Het helpt ons om uit te stappen in de buurt om zonder pretentie en zonder de poeha van het beter te weten eenvoudig met de mensen te zijn. En het boek helpt ons ook om met de mensen te zijn in de aanwezigheid van Jezus. En die combinatie hebben wij nodig: zonder oordeel en pretentie onder en met de mensen zijn (1) en op momenten en gelegenheden die Jezus zelf mogelijk maakt mensen wijzen op degene die altijd al bij hen was en zich nu aan hen bekend wil maken (2). Nogmaals, mijn enthousiasme betreft die combi. Want vaak doen we ofwel het een ofwel het ander.
Fitch beschrijft deze eenzijdige attitudes in rake typeringen. De kerk die vooral bezig is met kerk zijn ofwel met zichzelf is vervallen in de ‘onderhoudsmodus’. In dit kerktype draait alles erom de kerk ‘te bewaren en te vermeerderen’. Maar als de kerk zichzelf zo centraal stelt, raakt de buurt – en ik zou zeggen Jezus zelf – uit beeld. Het omgekeerde komt ook voor: leerlingen van Jezus die zich de benen uit het lijf lopen in de buurt. Maar hun activisme is helemaal losgezongen van Jezus, hun heer. Dat heet bij Fitch de ‘uitputtingsmodus’. De buurt trekt je helemaal leeg en de buurt ziet geen enkel verschil tussen jou en de eerste de beste buurtwerker zonder Jezus. En dat verschil is er ook niet meer. En omdat je toch verschil wilt maken, ligt vermoeidheid op de loer. En dan zijn er nog die christenen die moe van de kerk (onderhoudsmodus) en van zichzelf (uitputtingsmodus) zich hergroeperen in een kleine kring of huiskerk van gelijkgezinden. Hoe goed bedoeld ook, deze hergroepering baart vaak meer van hetzelfde. De kleine groep, met zoveel elan gestart, verwordt gemakkelijk tot een knusse bijbelstudieclub (onderhoudsmodus), ook al omdat er teveel tijd gaat zitten in elkaar (kerk zijn is nog niet zo makkelijk) en er daarom te weinig tijd overblijft voor de buurt.
Daarom pleit Fitch voor een manier van doen – ik zou het dus geen model willen noemen maar eerder een levensstijl – waarin de kerk zichzelf naar buiten vouwt, de buurt intrekt, onder de mensen aanwezig is en hen belangeloos ontmoet, zonder daar iets voor terug te vragen.
In een plaatje (van Fitch) ziet dat er zo uit:
Wordt vervolgd.
Gewoon, omdat het kan
In mijn vorige blog brak ik de staf over de afwezigheid van de kerk in de wijken en buurten van ons land. Dat deed me geen plezier. Met kerken afzeiken maak je je tegenwoordig populair. Maar ik wil mijzelf uitdrukkelijk betrekken in dit verhaal over de kerk. Want wie het als leerling van Jezus over de kerk heeft, brengt onmiddellijk zichzelf ter sprake. De kerk is immers niet een instituut boven en buiten onszelf om, al zou je als argeloze kerkganger soms wel die indruk kunnen krijgen. Maar de kerk, dat zijn jij en ik, tenminste als je gelooft. En dat brengt meteen het probleem dichtbij. Het is niet iets groots en ongrijpbaars boven mij uit, maar het is tastbaar en direct mijn verantwoordelijkheid. Want wat doe ik zelf?
Kerken zijn makelaars in geestelijke gezondheid en liefde. Het is de hoogste tijd dat dit weer bekend wordt in ons land. Maar hoe doe je dat? Ik denk dat het maar één stap is van afwezigheid naar aanwezigheid van de kerk in de buurt. Ik ben in de week dat ik dit schrijf de buurt ingegaan en heb in een paar uur met zo’n vijfentwintig mensen leuke gesprekken over hun buurt gehad naar aanleiding van de vraag ‘Wat vind je fijn en wat mis je in de buurt?’. Zo moeilijk is dat niet. Je kunt gewoon gaan. Zoals je ook kunt gaan naar een buurthuis of een buurtvergadering of een prikactie enzovoorts in de buurt. Gewoon, omdat het kan.
En als kerk heb je een belangrijk voordeel. Als je als groep(je) iets wilt doen in de buurt, kun je dat samen doen en iedereen doet iets. Niet iedereen knoopt even makkelijk gesprekken aan met mensen op straat, maar stoelen klaar zetten of thee zetten of opruimen mag ook. Er is genoeg te doen en de mogelijkheden liggen in de buurt om de hoek voor het grijpen.
Is dit niet een al te makkelijk stroop-je-mouwen-maar-op-en-het-komt-wel-goed verhaal? Nee, het is wel makkelijk, maar niet maakbaar. We zullen daarom nog dieper moeten gaan.
De onmacht voorbij
Over secularisatie is al veel geschreven. Het is een complex verhaal. De redenen waarom zoveel mensen in Nederland en in heel Europa de kerk de rug hebben toegekeerd zijn heel divers en hebben hun wortels diep in de West-Europese geschiedenis en cultuur. Ik wil in deze blog een aspect uit dit hele verhaal gaan aansnijden: de lokale kerk is teveel onzichtbaar in de wijken en buurten van ons land. Ze heeft zich te vaak opgesloten in haar eigen gebouw en eigen gelijk en eigen geluk. Dat heeft mensen binnen en buiten de kerk weinig goed gedaan. De kerk staat doorgaans niet bekend als een krachtige en liefhebbende familie. Van veel mensen hoor je dat ze nog wel in God (willen) geloven maar niet meer in de kerk. Hiervoor heeft Jezus al indringend gewaarschuwd. Als de kerk haar kracht verliest, gooien de mensen haar weg en lopen ze over haar heen.
De gemeente Amsterdam en talloze sociale organisaties organiseren voortdurend tal van tafels en overleggen over problemen in wijk en buurt. Maar kerken schuiven meestal niet aan, laat staan dat ze worden uitgenodigd. Ze worden niet gezien en laten zichzelf ook niet zien. Als ik de kans krijg, vraag ik wel eens aan organisatoren of ook aan de kerken, toch grootbezitters van sociaal kapitaal in de wijk, als gesprekspartner is gedacht. Het antwoord is vaak een wat peinzende blik met de erkenning dat ze er eigenlijk wel bij zouden moeten zijn. En daar blijft het bij.
Tijdens de Coronacrisis hoorde ik Arie Boomsma als getroffen eigenaar van gesloten sportscholen op de televisie zeggen dat zij open moesten omdat zij handelen in gezondheid en weerstand. En mijn gedachten dwaalden af naar die talloze buurtoverleggen. En ik zag opeens de kerken even zelfbewust als Arie aanschuiven omdat zij goed zijn in geestelijk gezondheid en liefde.